De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. Nijverheid, de Hanze en een geldeconomie. Het zijn aspecten die we tegenkomen in de Late Middeleeuwen. (Tijdvak 4, KA 13).
Boeren gingen daarom in de late middeleeuwen landbouwgrond ontginnen. Bos werd bijvoorbeeld gekapt en zo ontstond er nieuw landbouwgrond. In de Lage Landen werden ook moerassen, veengronden of meren drooggelegd. Vaak was de landheer degene die dit besloot en de boeren naar de nieuwe landbouwgronden stuurde. Zo werd er gebruik gemaakt van de ijzeren keerploeg, die de grond dieper open ploegde. Er werd gebruik gemaakt van het juk en ossen werden door paarden vervangen als trekdier. Een andere belangrijke verandering was het drieslagstelsel in plaats van het tweeslagstelsel. In de late middeleeuwen zien we dat veel gebieden in Europa een agrarisch-urbane samenleving worden: dus waar veel mensen óók hun kost verdienen door handel of diensten ipv op het land te werken. De handel kon toenemen doordat het veiliger werd. Daarbij sloten veel edelen zich aan bij de Godsvredebeweging. Europa was ondertussen gekerstend en geweld hoorde niet onder christenen. In de steden ontstonden gilden, organisaties van mensen met hetzelfde beroep. Een hanze is een samenwerkingsverband van kooplieden uit verschillende steden. Maar als we het tegenwoordig over de Hanze hebben bedoelen we meestal de Duitse Hanze. Hanzesteden waren er van de Nederlanden en Duitsland tot de Baltische staten.
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden