Tijdvak 4, kenmerkend aspect 17: Het begin van staatsvorming en centralisatie. De koning versterkte dus zijn positie omdat hij beschikking had over belastinggeld, omdat hij goedopgeleide ambtenaren had en de hoge edelen hun zelf toegeëigende rechten op moesten geven.
De koning begint zijn land centraal te besturen vanuit zijn hoofdstad. Dit proces noemen we centralisatie. Deze gebieden werden één land met duidelijke grenzen. Er is sprake van staatsvorming. In de late middeleeuwen kwam de geldeconomie weer op gang en werd er meer mee gedaan, maar er was nog geen goed belastingstelsel. Wilde de koning geld, dan moest hij eerst de edelen toestemming vragen of een bede doen. Maar de koning vroeg niet alleen maar de edelen. Er kwam een standenvertegenwoordiging: de koning vroeg namelijk ook raad aan steden en lagere edelen.
De Honderdjarige oorlog van 1337 tot 1453: het ging om Engeland en Frankrijk. De koning van Engeland had namelijk Franse gebieden in leen en was dus een leenman van de Franse koning. Daarbij komt dat de Engelse koning aansprak maakte op de Franse kroon: kortom alle ingrediënten voor oorlog. Het zorgde ervoor dat het nationalisme in die landen groeide.
ADVERTENTIE
Studeer met een open blik
Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.
Meld je aan voor de Open Dag
REACTIES
1 seconde geleden